Bij ziekte van de werknemer rust op de werkgever een loondoorbetalingsverplichting van (in beginsel) twee jaar. Gedurende die periode rust er op de werkgever en de werknemer de verplichting om zich in te spannen voor re-integratie. Wanneer het UWV oordeelt dat de re-integratie inspanningen van de werkgever onvoldoende waren, kan een loonsanctie worden opgelegd van maximaal 52 weken (artikel 25 lid 9 WIA). Dat betekent dat de werkgever ook gedurende die periode het loon van de werknemer moet doorbetalen. Als het UWV een loonsanctie oplegt, wordt het opzegverbod bij ziekte met dezelfde periode verlengd. Na de periode van twee jaar, eventueel verlengd door een loonsanctie van het UWV, vervalt de verplichting van de werkgever om het loon door te betalen. De werknemer ontvangt dan, mits hij aan de voorwaarden voldoet, een WIA-uitkering. Daarbij is niet van belang of de arbeidsovereenkomst is beëindigd. Nu zijn er werkgevers die de arbeidsovereenkomst in stand houden om geen transitievergoeding te hoeven uitkeren. Hoewel dit zowel door Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) als door de rechtbank Midden-Nederland als onfatsoenlijk wordt bestempeld acht de rechter in haar uitspraak van 12 december 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:8495 dergelijk gedrag niet ernstig verwijtbaar, dat dit een reden zou zijn voor toekenning van een transitievergoeding. (Een transitievergoeding is bij een verzoek ingediend door de werknemer op grond van artikel 7:673 lid 1, onder b BW slechts verschuldigd indien sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door de werkgever).